Location: Home > F_I > Friesland 1965 - 1981 > verhaalvan de berging van de „NORDANHAV

verhaalvan de berging van de  „NORDANHAV

De Zweedse kuster „NORDANHAV", in stormweer verlaten bij Lands End, is gered mede dank zij een nummer trapeze-werk van 3 bemanningsleden van de „FRIESLAND".

Op 20 februari 1970 staat er een flinke storm bij Lands End.

Terwijl de „FRIESLAND" in Falmouth tot rust komt na de berging van de „RIO COBRE" en de bemanning op een „boerennacht" hoopt, worstelen een aantal Zweedse zeelieden om het behoud van hun schip.

Slagzij met een lading graan. Zorgvuldig ballast overpompen om niet in groot gevaar van omslaan te geraken. Voorzichtig aan zolang de storm aanhoudt!

Zaterdag 21 februari omstreeks twee uur 's nachts vallen de motoren van de „NORDAN-HAV" uit. Water in de brandstof en een in een woedende zee dwars vallend schip. Kapitein N. S. Nilsson (45 jaar) neemt de moeilijke beslissing radio-noodseinen uit te zenden om hulp voor zijn in gevaar verkerend schip.

Reddingsboten en oorlogsschepen, vrachtvaarders en sleepboten worden gealarmeerd. De „FRIESLAND" verlaat de veilige rust van Falmouth en zet koers naar de in nood verkerende Zweed.

Het Britse fregat H.M.S. „ULSTER" blijkt het dichtst bij de „NORDANHAV" te zijn. Getracht wordt de bemanning van boord te halen met opblaasbare reddingvlotten, aan lijnen afgevierd naar de kuster. Om vijf uur die morgen moet de „ULSTER" echter melden dat alle pogingen tevergeefs zijn en dat de vlotten op drift zijn geslagen door de ruwe zee. Het grote oorlogsschip kan weinig meer doen dan in de nabijheid blijven tot de reddingsboot van St. Marys op de Scilly eilanden zal zijn gearriveerd.

Zaterdagmorgen om half acht haalt de reddingsboot de 10 bemanningsleden van boord, het schip aan de elementen overlatend. Het vege lijf is gered en er wordt koers gezet naar de haven van St. Marys.

De „FRIESLAND" zocht per radio verbinding met de reddingsboot en voor het eerst kon met kapitein Nilsson worden gesproken. Hij gaf onmiddellijk toestemming te trachten zijn schip te bergen indien dat mogelijk zou zijn.
 
De „FRIESLAND" ploegde ondertussen voort om het verlaten schip te vinden.
 
De „ULSTER" hield nog steeds stand-by en omstreeks tien uur in de morgen zag men daar de „FRIESLAND" opdagen uit een nevel van waaiend schuim en hoog opspattend buiswater. Het weer was nog zeer slecht, de storm raasde onverminderd voort.

De „FRIESLAND" slingerde en stampte in de hoge zee terwijl rond het verlaten schip werd gestoomd om de situatie in ogenschouw te nemen. Het schip bleek nu slagzij te hebben over bakboord terwijl aanvankelijk was gemeld dat het over stuurboord slagzij had opgelopen.

Aan boord van de „FRIESLAND" werd alles in gereedheid gebracht om een poging te kunnen gaan doen om vast te maken. De Commandant van het Britse fregat bood kapitein Korendijk per radio aan een helikopter van de Royal Navy te gebruiken voor het overbrengen van een paar bemanningsleden van de „FRIESLAND" naar de „NORDANHAV".
 
Naar het oordeel van kapitein Korendijk was dit een uitstekend oefenobject en ogenblikkelijk meldden zich al de nodige vrijwilligers voor dit experiment. Nadat gemeld was dat de „FRIESLAND" akkoord was met dit voorstel werd afgewacht wat de „ULSTER" kon regelen. Om tien voor twaalf hangt er een wentelwiek boven de „FRIESLAND", een tweede blijft op korte afstand gereed om bij te springen.
 
Dezelfde dag verschijnen er in Nederland beelden van deze berging op de beeldbuis, overgenomen van de B.B.C, van een film opgenomen aan boord van de tweede helikopter.

Bij het zien van deze beelden wanen we ons in een circus. Kuster en sleepboot zijn als dansende beren in een woelige piste, met daarboven de trapeze neerhangend uit de helikopter.
 
In fel-oranje reddingvesten worden achtereenvolgens stuurman W. Fossen, matroos C. Huizinga en matroos K. P. Hops in de helikopter gehesen. Achttien minuten later wordt stuurman Fossen als eerste afgevierd boven het bakdek van de „NORDANHAV".

We halen hier aan wat een in Penzance verschijnende krant hierover schreef:
„Trapeze Act" — De kuster rolde van de ene naar de andere zijde. De helikopter die bestuurd werd door Lieutenant Brian Clarke, bleef boven de bak hangen, ongeveer 5 of 10 voet van de stag naar de voormast, om de eerste man te laten zakken. De helikopter werd zo deskundig gemanoeuvreerd dat de eerste man die in de lus omlaag ging, als een trapezewerker naar de stag zwaaide en toen de stag bij  hem was deze kon grijpen en zich erlangs tot op het voordek kon laten glijden. Onmiddellijk maakte hij de stag op de kop los,   zodat   de   twee   anderen   met   minder risico konden worden neergelaten." David   Sutcliffe,   de   piloot van   de  tweede helikopter,   wordt    aangehaald:    „Het   verlaten schip ging flink te keer en de top van de mast slingerde 40 graden heen en weer".

De   „FRIESLAND"   is   inmiddels   dicht   bij   de „NORDANHAV" gemanoeuvreerd.  Lijnen worden overgegooid en getracht wordt de sleepdraad op de „NORDANHAV" aan boord te krijgen. Bij de tweede poging kan de stalen sleepdraad worden vastgemaakt, door de drie zeelieden-luchtacrobaten.

Enige uren verblijven zij op het rollende schip, waarvan de verschansing voortdurend onder water verdwijnt.

In de namiddag worden de drie mannen weer teruggevlogen naar de veiligheid van de sleepboot.

Langzaam en zeer voorzichtig gaat het richting Lands End. Hevig slingerend en gierend en voortdurend bestookt door de zee die zich een bijna zekere prooi ziet ontglippen, volgt de „NORDANHAV" achter de „FRIESLAND". Gedurende de hondenwacht wordt Lands End gepasseerd. De storm houdt nog steeds aan en de „FRIESLAND" houdt maar steeds vol.

Totdat zondagmorgen omstreeks vier uur de sleep-verbinding breekt door het voortdurende geweld van de zee. Reeds naderde men de Mounts Bay.

De „NORDANHAV" moet worden binnengebracht, dus moet er weer worden vastgemaakt. Weer bieden stuurman Fossen met matroos Hops zich aan en gaan, ditmaal vergezeld van aspirant stuurman Karmelk als derde man naar de sleep, van zo dichtbij mogelijk door de „FRIESLAND" afgevierd in een reddingvlot.

Ze komen goed aan boord en met ellebogenstoom wordt de sleepdraad opnieuw aan boord gehaald en vastgemaakt voor het laatste stuk van de tocht naar behouden haven.

Even na negen uur arriveert men met de „NORDANHAV" in de baai van Penzance. Met de loodsboot komt een bergingsinspecteur uit IJmuiden aan boord, vergezeld van loods, havenmeester en anderen. Voortdurend lopen nog zeeën over de luiken en de eerste zorg is het schip recht te krijgen. Werktuigkundigen van de sleepboot gaan aan boord en zien kans het water uit de brandstof te verwijderen, de hoofd- en de hulpmotoren, de pompen en de dynamo's weer één voor één op gang te brengen. De tanks en de ruimen worden gepeild en geleegd of volgepompt waar nodig, het ankerspil en de kaapstanders worden weer voor gebruik gereed gemaakt en kort na vijf uur die zondagmiddag kan ankerop worden gegaan en brengt de „FRIESLAND" de „NORDANHAV" tot vlak voor de haven van Penzance.

Hier moet de „FRIESLAND" de sleep overgeven, de toegang tot het haventje is te smal en te ondiep.
De bergingsinspecteur blijft met een aantal mannen van de „FRIESLAND" aan boord. Zij ruimen de ravage in verblijven en kombuis op, laden en kasten worden gesloten, kapot gevallen borden en kommaliewant worden opgeveegd, de kooien recht getrokken, ja zelfs het koper gepoetst. Dit moet de netste berging zijn die ooit is uitgevoerd.

Met locale motorboten wordt dan de nu weer bijna rechtliggende „NORDANHAV" omstreeks zeven uur tussen de pieren door naar binnen geloodst, waar een grote mensenmenigte toekijkt.

Om acht uur ligt het schip veilig gemeerd in afwachting van de Zweedse bemanning. De bergingsinspecteur blijft aan boord en als maandagmiddag de eigen bemanning uit St. Marys te Penzance aan boord komt, is ze verbaasd een geheel opgeruimd rechtliggend schip te vinden, waarop aan niets te bespeuren is dat het in zo'n groot gevaar verkeerd heeft.

De „FRIESLAND" echter vertrok nog zondagavond naar het vierde job, de Ierse kuster „ORANMORE", 472 brt, evenals de „NORDANHAV" gebouwd bij de Scheepswerf Hoogezand in Groningen.

Wat was namelijk het geval. Op 20 februari had ook deze kuster machineschade opgelopen en om hulp gevraagd. Dicht onder de rotsenkust van Ierland had men de ankers moeten laten vallen, niet in staat de machine weer op gang te krijgen.

Op 21 februari haalde de reddingsboot van Valentia de 11 bemanningsleden van het in gevaar verkerende schip. Helaas verloor één van hen daarbij het leven.

De „FRIESLAND" kreeg orders op te stomen naar de plaats waar het schip gevaarlijk dicht onder de kust in het stormweer aan zijn ankers lag te rukken.

Een bergingsinspecteur uit IJmuiden werd naar Ierland gezonden om de mogelijkheden te onderzoeken.

De 24ste februari werd het schip bereikt op ongeveer 3 mijl van Kerry Head. Door het zeer slechte weer was het voor de „FRIESLAND" onmogelijk verbinding te maken, hoewel met groot risico gepaard gaande pogingen daartoe werden aangewend.

De nacht daarop braken de ankerkettingen en wonder boven wonder dreef het schip, tussen alle rotsen door, de Ballyheige Bay in. Hier kwam het terecht op een klein strandje.

De „FRIESLAND" hield op zee gaande tot het weer zou verbeteren. Met de bergingsinspecteur aan de wal werd overlegd om, na verbetering van het weer, te trachten de „ORANMORE" vlot te brengen. Tot zolang kon echter weinig worden gedaan.

Dat dacht men! Ware het niet dat diezelfde middag de Deense kuster „COSTAS" noodsignalen uitzond, op ongeveer 70 mijl afstand ten noorden van de „FRIESLAND".

Op een paar mijl uit de wal was ook bij dit schip de machine onklaar geraakt door de storm. De door de „FRIESLAND" aangeboden hulp werd onmiddellijk geaccepteerd en nu voor de vijfde achtereenvolgende keer zette de „FRIESLAND" koers naar een schip in nood. Vier man werden 's avonds door een helikopter van boord gehaald en aan land gebracht. Twee man, waaronder de kapitein, bleven aan boord.

Midden in de nacht kwam de „FRIESLAND" aan bij het ronddrijvende schip en onverwijld werd een nylon sleeplijn overgebracht naar de twee mannen. Op het nylon sleepeind werd de kuster zo gauw mogelijk uit de wal gesleept. Spoedig brak de nylon, maar men was voldoende ver van de rotsen, zodat de sleepdraad nu kon worden overgeven. Het gelukte de „COSTAS" in de loop van de dag Galway binnen te brengen. En de „FRIESLAND" keerde diezelfde middag nog naar de „ORANMORE" terug. Na enige dagen hard werken werd de „ORANMORE" op 4 maart vlot gebracht en vandaar naar een werf in Cork gesleept voor reparatie.

Op 5 maart 1970 werd de „ORANMORE" afgeleverd en de „FRIESLAND" kon naar IJmuiden seinen: „Berging voltooid. „FRIESLAND" klaar voor alle diensten."