Location: Home > F_I > Groningen 1963 - 1980 > 1968 Berging Etnefjell

1968 Berging Etnefjell

Een berging met jammerlijke herinneringen

Zeesleep avontuur ook in de moderne tijd. De romantiek mag van alles wat met zeevaren in verband staat sterk zijn afgesleten en zijn verdoezeld door de immense vlucht die de techniek heeft genomen, avontuur zit er aan het slepen nog genoeg. Vooral als het geen normale sleepreis betreft met alles wat er weliswaar aan vastzit, maar als het op het terrein van de hulpverlening en berging te land komt. Dan zijn de omstandigheden van schip en zee geheel uit hun geijkte verhoudingen getrokken en komt improvisatie niet zelden om de hoek kijken. En improviseren op zee levert dikwijls avontuur op.

Zelden is een berging tot een goed eind gebracht met een zo dramatische en uiterst tragische achtergrond als in de november maand van 1968.

De sleepboot Groningen van Bureau Wijsmuller was hierbij betrokken. Na een reis, enkel gelardeerd met moeilijkheden van superformaat, een bijna eindeloos lijkend gevecht met een baaierd van een zee op de Noord-Atlantische Oceaan, waaraan maar geen eind leek te komen, wist de sleepboot Groningen de Noorse bulkcarrier Etnefjell behouden in Falmouth binnen te brengen.

Een voor een groot deel uitgebrand, ruim 11000 ton metende schip dat nog slechts drie overlevenden aan boord had. Dertig zeelieden vonden bij deze ramp een graf in de roerige Atlantische Oceaan. De twee sloepen waarin zij hun, naar hun mening, tot ondergang gedoemd schip verlieten, terwijl een orkaan nog met onverminderde kracht woedde, zijn nooit gevonden. Men mag alleen hopen dat hun lijden kort is geweest en niet op een marteling is uitgelopen.

Een berging met jammerlijke herinneringen, noemde kapitein Teun van Oosten van de Groningen dit voortreffelijke staaltje van bergingswerk, waarbij het uiterste aan doorzettingsvermogen van hem en zijn gehele bemanning werd gevraagd in een bijna uitputtende drie weken lang durende strijd tegen de maar niet aflatende woedende elementen van een furieuze oceaan.

De tragiek begon voor de Etnefjell in de nacht van 30 op 31 oktober 1968, toen het schip zich op 350 mijl ten zuidoosten van de zuidpunt van Groenland bevond. Het worstelde moeizaam door een orkaan die een hemelhoge zee veroorzaakte. Midden in de nacht was er een explosie in de machinekamer die het achterschip binnen enkele minuten in vuur en vlam zette. De metalen reddingsboten aan bakboord smolten door de grote hitte.

Wat er direct na de ontploffing aan boord van de Etnefjell gebeurde, kwam eerst vier dagen later aan het licht. De explosie en de brand beroofden het schip van zijn verbindingen met de buitenwereld. De radio-installatie werd vernield. Een groot deel van de bemanning verliet het schip in twee reddingboten, ondanks de orkaan. Drie mannen bleven aan boord: de gezagvoerder, de eerste stuurman en de hoofd-werktuigkundige.

Eerst vier dagen later nam een Pools visserijschip dat op weg was naar de visgronden bij Groenland, zwakke met de lamp geseinde S.O.S.-tekens waar. De Polen zagen een geheel verduisterd schip dat dwarszee lag. Het was stormweer met windkracht tien tot elf. Eerst tegen daglicht konden de Polen waarnemen dat zij met een vrijwel uitgebrand schip te doen hadden waarop blijkbaar nog mensen waren.

Zij waarschuwden direct de kuststations en de United States Coast Guard. De hulpverlening kon een aanvang nemen. De Pool zette zijn reis voort toen een Amerikaanse kustwachtkotter Absecon in de nabijheid was gekomen. Deze kon echter door de hoge zeeën niets uitrichten. Gewaarschuwd door de telegrammen van de Pool, zette de sleepboot Groningen, die zich op 300 mijl ten noorden van de Azoren bevond, koers naar de plaats van de ramp. Twee dagen had de sleepboot nodig om, meestal volle kracht draaiend, de Etnefjell te bereiken.

Al die tijd worstelde zij op tegen een zware Noord-Wester- tot Noorder storm die de golven tot een hoogte van twaalf tot vijftien meter opstuwde. Maar wetend dat de Etnefjell hulpeloos ronddreef, zette de sleepboot hard door. In de vroege morgen van 6 november kwam de Groningen bij de Noor aan. Een dag daarvoor was een grote opsporingsactie naar de twee sloepen op gang gekomen. Koopvaardijschepen, schepen van de Amerikaanse kustwacht en vliegtuigen werden ingezet om het zeegebied rond de Etnefjell af te zoeken. Optimistisch was men niet. Want reeds vijf dagen waren de schipbreukelingen, als zij nog in leven waren, overgeleverd aan de stormen die niet van de lucht waren en ijzige winden. Dagenlang heeft het zoekwerk geduurd maar er werd niets gevonden.

Nog diezelfde dag van 6 november wist de Groningen, ondanks de hoge zee, de Etnefjell aan de tros te krijgen. Het schip slingerde verschrikkelijk doordat het dwarszee lag.

Zes vrijwilligers bemanden de motorsloep van de Groningen. De boot wist onder lij van de Noor te kruipen en twee man zagen kans over te springen op de loodsladder die de Noren hadden uitgehangen. Het waren de tweede stuurman en een matroos van de Groningen.

Met de drie Noren die zich nog op het wrak bevonden zou het mogelijk zijn met handkracht een lichte voorloop van de sleeptros scheep te halen. Dat gelukte na veel moeite nadat de Groningen zo dicht mogelijk onder de boeg van de Etnefjell was gekropen. Het stormde nog zwaar.

Tijdens het slepen, in de loop van de dag, toen het weer wat verbeterde, werd de sloep nog eens overboord gezet om levensmiddelen, dekens, drinkwater en bergingsmateriaal naar de Etnefjell te brengen. De beide Groningen-mannen die een rondgang over het schip maakten, rapporteerden via een walkie-talkie dat de brand enorme schade aan het schip had aangericht. Stalen deuren waren verwrongen, luchtcilinders waren geëxplodeerd.

Zeventienhonderd mijl slepen had de Groningen voor de boeg en het zat niet mee. De stormen die eerst vanuit het Westen en Noorden hadden gewoed, kwamen nu uit het Oosten aanzetten.

En daartegen moest de sleep op worstelen. Op 8 november brak de sleepverbinding. Met veel moeite kon deze weer worden aangebracht en nu op een degelijker manier dan de eerste maal mogelijk was. Met aan boord van de Etnefjell gevonden kettingen werd een zware sleepspruit geconstrueerd.
Op de tiende dag, toen het even kon, werden nog eens voorraden naar de Noor gebracht. Het schip bleef moeilijk te slepen omdat het roer 45 graden over stuurboord vastzat. Later brak er blijkbaar iets maar toen liep het roer 45 graden over bakboord vast. Dagenlang konden weinig vordering worden gemaakt, zo fel waren de Ooster stormen. Op 16 november toen het transport eindelijk ten zuiden van Ierland was aangekomen, kwam de sleepboot Utrecht te hulp.

Bij vrij ruwe zee wist een jonge matroos van de Utrecht, gekleed in kikvorspak en met een lijn om zijn middel naar de Etnefjell te zwemmen en aan boord te klauteren. Eén man meer konden de vijf aan boord van de bulkcarrier goed gebruiken.

Zes dagen later bereikte de sleep eindelijk Falmouth.