1957aanvaring met de Senang

Ter hoogte van het kuststation Scheveningen Radio heeft zich zaterdagmiddag, 13 april 1957, tussen de meerstoelen van het Buitentoeleidings-kanaal naar de Noordersluis in IJmuiden een spannende strijd afgespeeld om het behoud van de vorig jaar in de vaart gekomen Rotterdamse kustvaarder "Senang"(1956 – 496 Brt.). Na een aanvaring met de IJmuidense sleepboot "Hector" van de N.V. Bureau Wijsmuller binnen de pieren dwars van de Bergingshaven, werd de situatie van de "Senang" zelfs zo hachelijk, dat kapitein Keyer de met kolen geladen kustvaarder met de voorsteven aan de grond moest zetten en de uit twaalf koppen bestaande bemanning, waarbij de loods, het schip moest verlaten, daar het dreigde te kapseizen, door een groot gat aan bakboord-kant - juist achter het voorste waterdichte schot - waren tonnen water in het ruim doorgedrongen en maakte de "Senang" steeds meer slagzij. Het is waarschijnlijk vooral aan het vallen van het water te danken geweest, dat de coaster tenslotte geboeid kwam te zitten en de slagzij van ruim 30 graden niet groter werd. Personeel van Bureau Wijsmuller was inmiddels begonnen met het bergingswerk. Trossen en lijnen werden naar de wal gespannen en de "Hector", die een in elkaar gedeukte voorsteven en een vervulde voorpiek tot de schade mocht rekenen, had uit het magazijn een bergingspomp opgehaald.

Het was zaterdagmiddag even na twee uur, toen de 9986 ton grote Noorse tanker "Vestan" toestemming kreeg om de Noordersluis te verlaten en met behulp van twee sleepboten van Wijsmuller in de richting van zee op te stomen. De "Nestor" maakte voor vast en de "Hector" presenteerde bij het achterschip van de "Vestan" een tros. Aanvankelijk langzaam en later met een vaart tussen vijf en zes mijl liep de "Vestan", geassisteerd door de twee slepers, naar zee. Alles verliep, zoals het al duizenden keren tussen de pieren is gegaan.

De "Hector", die ter hoogte van de Bergingshaven losgooide om het door het Zuiderbuiten-kanaal binnengekomen en via het Verbindingskanaal naar de Noordersluis opstomende Italiaanse Libertyschip "Manna G. Parodi" (7158 ton) tegemoet te varen en te assisteren, schoot achter de tanker "Vestan" vandaan en ramde bakboord uitdraaiend de via het Noorderbuiten-kanaal uit zee komende kustvaarder "Senang". De sleepboot voer met de voorsteven in de bakboord voorzijde van de kustvaarder, die geladen was met 870 ton kolen uit Swansea, Engeland, en die eigendom is van rederij Th. Groeneboom uit 's Gravenhage. Onder de waterlijn ontstond een groot gat in de "Senang", terwijl de voorsteven van de "Hector" werd opengedrukt en een van de twee ankers verloren ging. Vooral de opvarenden van de kleine sleepboot kregen het door de harde schok bij de botsing even zwaar te verduren. Twee leden der bemanning, die op het voorschip bezig waren de tros in te halen, sloegen achterover op de winch. Beiden hebben waarschijnlijk een of meer ribben gekneusd.

De schepen kwamen vrij spoedig los van elkaar te liggen. Toen men van de schrik was bekomen, bleek al dadelijk, dat de "Senang" er het ergste aan toe was. De kustvaarder begon slagzij te maken. Kapitein Keyer trof onmiddellijk alle nodige maatregelen. De bakboord-reddingsboot werd gereed gemaakt om te strijken, de zwemvesten kwamen op de brug en enige honderden meters verder, even voorbij het gebouw van Scheveningen Radio, werd de "Senang" tussen twee meerstoelen in de wal gevaren, terwijl de schroef vooruit bleef draaien.
De "Hector" was terug gevaren naar de steiger bij Bureau Wijsmuller om bergingsmateriaal op te halen. Een pomp werd overgebracht naar de "Senang" en toen deze midscheeps was vastgesjord en aangeslagen, werd het met kolengruis vermengde zeewater met grote kracht uit het ruim gepompt

De slagzij werd evenwel steeds groter en er kwam tegen kwart over drie een moment, waarop kapitein Keyer de bemanning en de chef van de technische dienst van Wijsmuller de heer F. Jonkman, zijn mannen opdracht moest geven om de "Senang" te verlaten en over te stappen op de sleepboot "Hector".

Enige bezittingen werden door de bemanning meegenomen en later waagden enkelen zich terug aan boord om kleding en koffers over te brengen op de "Hector".

Van de wal af werd het bergingswerk gadegeslagen door de Rijkshavenmeester, de heer G. A. Man. Hij had de "Senang" bij voorkeur in de Bergingshaven aan de grond zien staan, maar daarvoor was het al te laat geweest.
Zoals het schip nu bij Scheveningen Radio lag, was er geen gevaar voor een eventuele stremming van het scheepvaartverkeer. De kustvaarder stak nog juist met het achterschip binnen de meerstoelen.

Tegen vier uur kon geconstateerd worden, dat de slagzij niet groter werd. Het   water begon te vallen bij het inzetten van de ebstroom en besloten werd terug  te gaan aan boord. In de voormast hingen nog de drie ballen, in de achtermast het noodsein, dat was gehesen toen de coaster de eerste slagzij maakte.
De slagzij was nu zo groot geworden, dat het gangboord aan stuurboordskant geheel onder water stak en zelfs een gedeelte van de luiken was verdwenen.
De pomp werd weer aangeslagen en de langskomende schepen kregen het verzoek langzaam te varen. De "Komtur" en de tanker "Naess Commander' volgden stipt het verzoek van het bergingspersoneel, overgebracht per rode vlag in de mast van de "Hector".

De "Stentor" kwam tegen vijf uur ook langszij en bracht nog een tweede bergingspomp. De havenmeester gaf als zijn mening te kennen, dat de "Senang" in deze toestand niet naar binnen gesleept kon worden. Het gat moest gedicht worden en zoveel mogelijk boven water komen. Een gedeelte van de lading kolen moest daarom uit de "Senang" worden gehaald. Er werden een lichter en een kraan besteld, hetgeen nog al wat voeten in de aarde had, omdat het op zaterdagmiddag niet zo eenvoudig is het personeel te vinden. Via de Middensluis kwam de lichter "Liad" van A. Neef uit St. Annaland naar het Buitentoeleidings-kanaal en toen na een hele speurtocht ook de bemanning van de kraan van de Verenigde Steenkolenhandel compleet was, kon de "Stentor" ook de kraan afleveren.

Twee man van Wijsmuller waren er intussen in geslaagd het gat in de "Senang" te dichten. In de voormiddag was het al gedicht met enige kussens en een matras, maar nu beter materiaal ter plaatse was. werd het geheel met houten keggen vol-geslapen.

Om half acht in de avond, toen het al duister werd, werd begonnen met het overslaan van de kolen in de lichter. Het luik was met moeite van de nog altijd met grote slagzij liggende kustvaarder verwijderd. Toen de eerste happen door de tweeënhalve tons grijper waren gedaan, bleek al dat de "Senang" recht kwam te liggen. Op twee plaatsen waren schietloodjes bevestigd, die nauwkeurig in het oog werden gehouden door de kapiteins Keyer en M. de Koe. Tegen tienen lag de kustvaarder vrijwel recht en kwam het schip bij achter uitslaan weer drijvend. De Rijkshavenmeester, die inmiddels aan boord was gekomen, kon nog geen toestemming geven het schip naar Amsterdam te laten opvaren. De "Senang" moest voor anker worden gelegd in de Bergingshaven en zou zondag toestemming krijgen de reis te vervolgen, wanneer niet opnieuw water in het ruim was doorgedrongen. Bij een laatste inspectie bleek zondagmorgen, dat de toestand, vergeleken met zaterdagavond, niet was veranderd. Het schip lag bijna recht en had geen water binnengekregen. Met een sleepboot in de nabijheid passeerde de "Senang" omstreeks tien uur de sluis. Tegen half twaalf kwam het schip In de Amsterdamse haven aan, waar het gerepareerd zal worden.