Kort na de overname van de "Amsterdam Tug and Salvage Company" door Wijsmuller liep in 1919 een nieuwe sleepboot de "Hercules" van stapel. De 600 Ipk. sterke sleepboot werd vanaf begin december 1919 in IJmuiden gestationeerd en stond onder het gezag van kapitein J. van der Wiele.
In de nacht van 18 op 19 december 1919 verspeelde de Duitse zeesleper "Süd America IV" ter hoogte van Egmond twee grote lichters, geladen met klappernoten. De lichters "Lucia" en "Carpa" strandden op de eerste bank. Na negen vergeefse pogingen gelukte het aan de bemanning van de "Süd America IV" de vier runners van de lichters te halen. De chef-runner van de "Carpa" werd door de woeste zee tegen de sloep geslingerd en kwam om het leven. De "Süd America IV" zette, ondanks de zware West-Noord-Wester storm, koers naar IJmuiden en het gelukte de kapitein de "Süd America IV" veilig binnen te loodsen.
De storm was inmiddels aangewakkerd tot orkaan sterkte. Omstreeks negen uur rapporteerde de kustwacht van Egmond aan Zee aan het reddingswezen te IJmuiden, dat er bij Egmond twee lichters waren gestrand. Zij meenden 's nachts vuurpijlen te hebben waargenomen. Na dit bericht stoomde de zeesleper "Hercules" op volle kracht naar de onheilsplaats. Het stoomschip "Kennemerland", dat even bezuiden de brulboei ten anker lag, heeft de "Hercules" in noordelijke richting zien stomen. Wat er precies gebeurd is zal wel eeuwig een raadsel blijven.
Twee Urker vissers, die zich op het strand bevonden, beweerden dat de "Hercules" plotseling verdwenen was.
Waarschijnlijk heeft een grondzee de "Hercules" getroffen en doen zinken. De sleepboot "Katwijk" van de Visploeg trof binnen de pieren het lichaam van Frans Kruger aan, een opvarende van de sleepboot. Deze stond in IJmuiden bekend als een zeer goede zwemmer. De opvarenden van de "Katwijk" verzekerden dat Frans Kruger aan boord van de sleepboot nog tekenen van leven gaf. Een haastig ontboden geneesheer kon slechts de dood constateren.
Achter de Zuidpier spoelde de scheepsboot van de "Hercules" aan. De inventaris was nog gedeeltelijk aanwezig. Bij paal 65, tussen Zandvoort en IJmuiden, werd het lijk van Jan Kruger Jr. aangetroffen.
Op 20 december 1919, een dag na de ramp, ontdekte de loodsboot een mast boven water. Het bleek de mast van de "Hercules" te zijn. De loodsboot zette een boei op het wrak, niet alleen om het later gemakkelijk terug te vinden, maar ook als waarschuwing voor de scheepvaart.
Het vergaan van de nieuwe sleepboot heeft in IJmuiden vele vragen doen rijzen. Was er voor het uitvaren van de "Hercules" contact geweest tussen kapitein Van der Wiele en de kapitein van de Duitse sleepboot? In dit geval had men kunnen weten dat de runners van de lichters uitgezonderd de chef-runner van de "Carpa", die bij de reddingspoging om het leven was gekomen, aan boord van de Duitse sleepboot waren. Dat wel de Urker vissers de sleepboot hebben zien verdwijnen en de kustwacht niet, binnen wiens gezichtskring de ramp zich heeft voltrokken, was voor velen een mysterie.
Enige insiders insinueerden dat de "Hercules" niet was uitgevaren om de runners van de lichters te redden, maar om een 'sjouw' te maken. Wat betreft deze insinuatie, kapitein Van der Wiele was zeeman genoeg om te weten dat onder deze omstandigheden het bergen van de lichters een zeer riskante onderneming was. Dat neemt niet weg, dat als er een redelijke kans was geweest om de lichters te bergen, kapitein Van der Wiele die kans vanzelfsprekend had waargenomen.
Naar aanleiding van de hardnekkige geruchten die in IJmuiden de ronde deden, liet het bestuur van de Centrale Bond van Transportarbeiders, de heren D.F. Schilling en J. van Rooy, een onderzoek instellen naar de gedragingen van de kustwacht, vooral toen de volgende dag bleek dat de sleepboot slechts op 900 meter van de Noordpier was vergaan. Er is destijds wel een onderzoek ingesteld, maar ten opzichte van de kustwacht is van plichtsverzuim niets gebleken. Nu hebben vele IJmuidenaren nimmer aan het oogmerk van deze uitzonderlijke sleepbootkapitein getwijfeld. Nannie van der Wiele en zijn dappere bemanning zijn tijdens de uitoefening van hun plicht op zee gebleven. De sleepboot bemanningen vormden in het verleden en vormen nog steeds een aparte categorie van onversaagde zeelieden, die in geval van nood klaar staan om met inzet van hun leven dat van anderen te redden. IJmuiden is met recht trots op zijn 'Helden van de Kust'.
De zeesleper "Hercules" is later gelicht en geborgen. Na een goede reparatie beurt te hebben ondergaan heeft Bureau Wijsmuller de sleepboot weer in bedrijf gesteld onder de naam "Nestor".
De Gebr. Kruger werden op 23 december 1919 onder grote belangstelling ter aarde besteld. Namens H.M. Koningin Wilhelmina betuigde de burgemeester van Velsen, mr. dr. H. Verloren van Themaat, zijn deelneming aan de families van de slachtoffers. Op één na zijn alle lijken van de opvarenden van de "Hercules" geborgen. Alleen het stoffelijk overschot van kapitein Johannes van der Wiele is (officieel) niet aangespoeld. Omdat deze gewoonlijk veel geld bij zich droeg nam men in IJmuiden als vanzelfsprekend aan, dat het lichaam door strandjutters was gevonden, beroofd en ergens in het duin is begraven.
Hieronder volgen de namen van de tien mannen, die met de sleepboot "Hercules" ten onder gingen:
kapitein: Johannes van der Wiele
stuurman: Jan Boterkoek
1ste machinist: P. F. van Velsen
2de machinist: Jan Botter
waterklerk: Jan Kruger j r.
matrozen: Frans Kruger, Antoon Broek en Willem Kuipers
stokers: IJsbrand Ros en Willem Bijl