De"Marie" werd op 15 oktober 1915 op stapel gezet bij scheepswerf v.d. Kuy & v.d. Ree te Schiedam. En al tijdens de bouw aangekocht door John F. Wijsmuller te 's-Gravenhage.
Op 20 december 1916 werd de "Marie" te water gelaten bij scheepswerf v.d. Kuy & v.d. Ree te Schiedam.
Over wat er verder met de "Marie" gebeurde zijn er 2 versies:
Versie 1.
De "Marie" werd nog tijdens de bouw gekocht door de Marine van Wijsmuller en na de tewaterlating afgebouwd bij de Rijkswerf te Willemsoord, Den Helder, afgebouwd en ingericht als mijnenveger.
Versie 2.
Kort na de oplevering werd de "Marie" opgelegd, en te koop aangeboden, daar er door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog geen werk voorhanden was. In augustus 1918 werd de "Marie" verkocht aan de Marine.
Versie 2 is de meest waarschijnelijke versie want anders zou de afbouw bij de Rijkswerf 2 jaar hebben geduurd.
De Nederlandse marine had na de Eerste Wereldoorlog behoefte aan gespecialiseerde mijnenvegers om de mijnen die door de strijdende partijen waren gelegd op te ruimen.
Op 31 oktober 1918 werd de "Marie" in dienst genomen door de Koninklijke Marine en kreeg de naam "Mijnenveger 1".
Daarmee was de "Mijnenveger 1" de eerste mijnenveger in dienst bij de Nederlandse Marine.
De "Mijnenveger 1" heeft op 13 november 1919 tijdens een zoektocht naar overlevenden van de "Zaan" 2 sloepen opgepikt met daarin 38 bemanningsleden van het Amerikaanse vrachtschip "Council Bluffs"(1919 – 2.450 Brt.).
De "Zaan" was 8 november 1919 vanuit Rotterdam vertrokken met bestemming Helsingfors – Finland. Op 25 mijl Oostnoordoost van het lichtschip "Terschelling" liep de "Zaan" met het voorschip op een mijn en korte tijd later raakte het een tweede mijn. De bemanning verliet het schip, maar door het slechte weer sloeg de reddingsboot om. 22 man, 20 bemanningsleden en 2 passagiers kwamen om. 4 bemanningsleden die nog aan boord waren wisten zich met een sloep in veiligheid te brengen en hebben 36 uur op zee rondgedreven voor dat ze werden gered door het Zweedse bergingsvaartuig "Hermes"(geen gegevens) op 25 mijl Noordnoordoost van het lichtschip "Haaks". Pas nadat de geredden werden afgezet in Den Helder werd er iets bekend over het vergaan van de "Zaan".
Vanaf juli 1920 werd de "Mijnenveger 1" ingezet bij proefnemingen met de installatie voor radio-peil stations bij Hoek van Holland.
Na afloop van de proefnemingen op 15 oktober 1920, werd de "Mijnenveger 1" te Willemstad uit dienst gesteld.
Juni 1923 werd de "Mijnenveger 1" op de Rijkswerf te Willemsoord weer gereedgemaakt om in dienst te worden gesteld.
Mei 1930 verbleef de "Mijnenveger 1" op de Rijkswerf te Hellevoetsluis voor reparaties en onderhoud
In 1930 werd de naam "Mijnenveger 1" veranderd in "M 1", vanaf die tijd werd de "M 1" ook ingezet voor de opleiding van matrozen en stokers.
De "M 1" kwam op 12 november 1930 in het Krammer bij de Vlije van de Vlietplaten in aanvaring met de tanklichter "Unilever 5" die werd gesleept door de sleepboot "Affina".
Op 13 november 1936 was de "M.1" enige tijd in de haven van Amsterdam en lag afgemeerd aan de De Ruyterkade.
Eind 1936 werd de "M.1" opgelegd en buiten dienst gesteld.
April 1936 werd de "M.1" weer in dienst gesteld en werd ingedeeld bij de mijnenveger divisie 2.
Op 12 november 1939 strandde de "M 1", tijdens dichte mist, op het Zuider hoofd van Hoek van Holland. De "M 1" liep als gevolg hiervan zware schade op.
Tijden de Duitse aanval op Nederland in 1940 was de "M 1" net als de "M 2", "M 3" en "M 4" verbonden aan de 2de divisie mijnenvegers in IJmuiden.
Vanwege schade aan de stoommachine kon de "M 1" niet uitvaren en dus niet uitwijken naar het Verenigd Koninkrijk. Om te voorkomen dat het schip in Duitse handen zou vallen werd het op 14 mei 1940 onder commando van Luitenant ter zee 2 Th. M. Bededeaux in de visserijhaven van IJmuiden door de eigen bemanning tot zinken gebracht door het openen van de buitenboord afsluiters.
De Duitse strijdkrachten lieten de "M 1" op 27 juli 1940 lichten en herstellen en namen de "M 1" in september 1940 als "LAZ 46" bij het Lazarett Verband in dienst.
Doordat het Lazarett Verband op 1 januari 1941 overging naar de Nederlandse Zee-reddingsdienst, werd de "LAZ 46" onder de naam "ZRD 5" bij de Nederlandse Zee-reddingsdienst in dienst genomen.
Later in 1941 ging de "ZRD 5" over naar het Bergungsschiffe Verband van het Marine Bergungskommando Niederlande. En werd de naam van de "ZRD 5", "B.S. 10".
In april 1943 is de "B.S. 10" ingezet ,in de haven van Den Helder, bij de berging van het 'plotseling' gezonken logement-schip "Koningin Emma der Nederlanden".
Toen de "Koningin Emma der Nederlanden" weer drijvende was werd ze door de "BS 10" en een vloot andere sleepboten naar het Malzwin versleept. Hier werd de "Koningin Emma der Nederlanden" op een zandbank neergezet, waar de "Koningin Emma der Nederlanden" haar laatste rustplaats vond. Langzaam zakte het weg in het zand en na enige tijd was de "Koningin Emma der Nederlanden" geheel van de aardbodem verdwenen.
Na de oorlog werd de "B.S. 10" op 6 mei 1945, vrijwel onbeschadigd teruggevonden in IJmuiden. Vanuit IJmuiden werd de "B.S. 10" overgebracht naar Den Helder en kwam zij weer terug in dienst van de Koninklijke Marine als "RS 21".
De "RS 21" kwam op 23 december 1949 in moeilijkheden tijdens een 'zware' storm in de Schluchter, voor de eilanden Borkum/Norderney, en zonk.
De "RS 21" kon niet meer worden geborgen en is verloren gegaan.